Het nieuwe pensioenstelsel klopt aan de deur…. wat komt er binnen nu we open hebben gedaan?

Afbeelding Het nieuwe pensioenstelsel klopt aan de deur…. wat komt er binnen nu we open hebben gedaan?

De AFM geeft in haar agenda 2022 aan dat zij wil bereiken dat de pensioensector en de AFM voorbereid zijn op de transitie naar het nieuwe pensioenstelsel met aandacht voor de belangen van deelnemers. Dat is een mooi streven, maar in hoeverre is het reëel om te verwachten dat dit ook gaat lukken?

De pensioenfederatie (de federatie) heeft in juni 2020 aangegeven dat de veranderingen zullen leiden tot een hogere waardering van het pensioenstelsel, omdat de toegevoegde waarde van pensioenfondsen voor de deelnemer straks goed te zien is. Het is echter de vraag of dat straks voor de deelnemers inderdaad goed zichtbaar is.

De federatie heeft het daarnaast over de noodzaak dat het nieuwe contract uitlegbaar moet zijn. In een artikel in Pensioen Magazine uit maart 2021[1] wordt uitleg gegeven over de zorgplicht van verschillende partijen, waaronder die van de pensioenuitvoerders.

Ik citeer: “In art. 48a PW staat het volgende: “De pensioenuitvoerder begeleidt de deelnemer, … op een adequate wijze bij het maken van een keuze…, zorgt voor de inrichting van de keuzeomgeving en stelt de deelnemer… daarmee in staat om een passende keuze te maken.” Het lijkt erop dat de zorgplicht van de pensioenuitvoerder bestaat uit drie elementen, namelijk (1) adequate begeleiding, (2) het inrichten van een keuzeomgeving en (3) het in staat stellen om een passende keuze te maken.

Wat moet er zoal nog gebeuren?

Naar verwachting zal de nieuwe Pensioenwet per 2023 in werking treden en er is nog veel te doen en uit te werken voor de daadwerkelijke overgang. Het loslaten van een stelsel dat gedeeltelijk was gebaseerd op vaste uitkeringen naar een stelsel waarbij deelnemers zelf veel meer inhoudelijk een rol moeten spelen bij de opbouw van hun eigen pensioenvermogen vraagt van deelnemers kennis van complexe materie. Denk bijvoorbeeld aan  beleggingsstrategieën in relatie tot hun financiële ambities, zonder dat daarbij voorbij wordt gegaan aan de financiële risico’s die daarbij horen. Financiële risico’s die onder het nieuwe pensioenstelsel nadrukkelijk bij de deelnemers worden neergelegd.

Deelnemers kunnen bij een overstap van bijvoorbeeld een middelloonregeling naar een individueel beschikbare premieregeling niet langer achterover leunen en het aan de pensioenfondsbestuurders over laten om aan de rendementsverwachtingen te voldoen. Ze zullen zelf keuzes moeten maken over hoe hun premies belegd worden. Het merendeel van de deelnemers zal daar ondersteuning bij nodig hebben. De vraag is hoe pensioenfondsen in die ontwikkeling meegaan en invulling blijven geven aan hun zorgplicht. 1 op 1 begeleiding is niet haalbaar, dus verwachten we dat er meer wordt opgeschoven naar het hanteren van min of meer vaste risicoprofielen waar deelnemers uit kunnen kiezen, rekening houdend met hun beleggingsdoelstellingen. Ongeveer dus wat bijvoorbeeld beleggingsondernemingen en vermogensbeheerders al aanbieden.

En wat voor effect gaat dit allemaal hebben op de beleggingsdoelstellingen en het collectieve beleggingsbeleid van het fonds zelf? Gaat het pensioenfonds voor het beschermen van deelnemers met lage pensioenkapitalen of wordt het zwaartepunt juist meer gelegd bij de risicobereidheid van deelnemers met een hoger pensioenkapitaal? Het beleid zal wellicht meer maatwerk vragen op basis van de samenstelling van de deelnemersgroep. Fondsen zullen dus ook keuzes moeten maken. Wij verwachten vanuit integriteitstoezicht dat met name de manier waarop fondsen hun deelnemers zullen informeren en voorbereiden op de nieuwe ontwikkelingen, extra inspanning zal vergen en wellicht een andere manier van communiceren zal vragen dan alleen via de PUO en de UPO. Deelnemers zullen wellicht per ‘leeftijdsklasse’ geïnformeerd moeten worden en op specifieke gerelateerde risico’s gewezen moeten worden. Kortom: Zorgplicht!

Wat wordt er nog meer van u verwacht?

AFM ziet voor de pensioenfondsen en pensioenuitvoerders een belangrijke rol weggelegd. Met name bij het duidelijk en begrijpelijk informeren van en communiceren met deelnemers over de gevolgen van de overgang naar het nieuwe pensioenstelsel en de risico’s die daarmee voor de deelnemers kunnen ontstaan. Van de sector wordt dan ook verwacht dat zij op tijd communicatieplannen zullen opstellen en implementeren.

Pensioenfondsen en pensioenuitvoerders moeten actief bij deelnemers inventariseren welke financiële risico’s zij kunnen dragen en derhalve bereid zijn om maximaal te accepteren om hun pensioenambities te realiseren. AFM zal toezicht uitvoeren op de uitvoering van de verplichte 5-jaarlijkse risicoreferentieonderzoeken door de sector en op de manier waarop de sector deelnemers begeleidt bij hun keuzes. AFM ondersteunt de sector daarbij door het verstrekken van richtlijnen en handvatten aan onder meer pensioenuitvoerders en pensioenadviseurs.

DNB zet in haar visie 2021-2024 kort uiteen dat het pensioenakkoord de afspraken en verwachtingen over het toekomstig pensioen weliswaar transparanter en evenwichtiger maakt, maar biedt géén oplossing voor de hogere kostprijs van pensioenvoorzieningen. De hoogte van het pensioen blijft immers primair afhangen van de inleg en het behaalde rendement. Van pensioenfondsen wordt verwacht dat ze financieel gezond blijven en hun dekkingsgraden op peil houden en daarbij op de kosten te letten. Meer beleggingsrisico nemen om zo hogere rendementen te behalen kan dan aantrekkelijk lijken, maar gaat gepaard met een grotere kans op een lager pensioen. Meer beleggingsrisico nemen is daarom geen oplossing om de uitdaging van langdurig lage rentes het hoofd te bieden.

Verder geeft DNB aan dat bij pensioenfondsen de uitwerking van het pensioenakkoord centraal staat.  Daarnaast zorgt voor beleggingsondernemingen ‘de introductie van de Investment Firm Directive (IFD) en de Investment Firm Regulation (IFR) voor prudentiële eisen die risico-sensitiever en proportioneler zijn. Daarbij worden de solvabiliteitseisen gebaseerd op indicatoren die passen bij de specifieke risico’s van beleggingsondernemingen, zoals het vermogen onder beheer en advies. Hoe dat uitpakt in relatie tot de beleggingsactiviteiten die deze ondernemingen uitvoeren voor en namens pensioenfondsen kunnen we nog niet overzien, maar wellicht dat ook deze ontwikkeling direct of indirect invloed heeft op de afspraken die gemaakt worden met pensioenfondsen binnen de context van hun eigen collectieve beleggingsbeleid.

Hoe nu verder?

Omdat we met z’n allen nog op de onderste treden van de transitie staan is nog niet helemaal duidelijk tegen welke integriteitsrisico’s fondsen zullen aanlopen en welke rol de compliance officer daar  in zal spelen. Het is wel duidelijk dat er belangrijke keuzes gemaakt moeten worden en dat hier inherent belangenconflicten aan gekoppeld zijn. Natuurlijk leggen wij een vinger aan de pols bij de fondsen zelf en volgen wij de verdere ontwikkelingen en publicaties op de voet.

Enige relevante publicaties

Melissa van Wingerden is actuaris bij Achmea. Zij won op 7 december 2021 de Johan de Witt scriptieprijs van het Koninklijk Actuarieel Genootschap met haar onderzoek naar het omzetten van individuele risicopreferenties naar een collectief beleggingsbeleid. Lees de scriptie.

Het NCI publiceert zelf ook met regelmaat in verschillende vakbladen, we geven nieuwsbrieven uit, en treden op als gastspreken op verschillende congressen, seminars en masterclasses. In de apart meegezonden factsheet lichten we dit verder toe. Recentelijk hebben we onze visie over de rol van de compliance officer gedeeld in een Pensioenpro artikel en in een recent verschenen artikel in PBM.

[1] Roel Veugelers

Auteur

Afbeelding albert-de-jong

Albert de Jong

senior compliance officer en adviseur