Op 7 oktober heeft Wim-Jan Renkema van GroenLinks een wetsvoorstel ingediend bij de Tweede Kamer dat beoogt om werkgevers te verplichten een vertrouwenspersoon te benoemen. De verplichting tot het benoemen van een vertrouwenspersoon ziet op het waarborgen van een veilige werkomgeving en in het bijzonder op het voorkomen van ongewenste omgangsvormen. Voorbeelden daarvan zijn discriminatie, racisme, seksuele intimidatie, intimidatie, agressie en geweld en pesten. Dit wetsvoorstel ziet op het verplicht aanstellen van een vertrouwenspersoon ongewenste omgangsvormen en niet op die van een vertrouwenspersoon integriteit. Zie voor het onderscheid deze eerder door mij geschreven blog. In de memorie van toelichting van dit wetsvoorstel wordt goed uitgelegd waarom het zo belangrijk is om deze wet door te voeren. Ruim 1,2 miljoen werknemers krijgen te maken met ongewenste omgangsvormen op het werk. Het percentage Nederlandse werknemers dat wordt geconfronteerd met ongewenste omgangsvormen blijft al jaren hangen op 16%. Ongewenste omgangsvormen kunnen leiden tot (langdurige) psychische klachten en arbeidsverzuim.
Vertrouwenspersoon verplicht
In het wetsvoorstel is opgenomen dat werkgevers een of meerdere werknemers moeten benoemen als vertrouwenspersoon. Wanneer het aanwijzen van een interne vertrouwenspersoon niet mogelijk is, wordt de werkgever verplicht een externe vertrouwenspersoon te benoemen. De OR of een personeelsvertegenwoordiger krijgt instemmingsrecht met betrekking tot het benoemen, verlengen en beëindigen van de benoeming tot vertrouwenspersoon.
Niet op alle werkgevers van toepassing
De verplichting tot het aanstellen van een vertrouwenspersoon is niet van toepassing op werkgevers die in totaal niet meer dan 40 uur per week werknemers in dienst heeft. Dit maximum urenaantal heeft betrekking op alle werknemers. Dit betekent dat iedere werkgever die 1 fte of meer in dienst heeft, al onder deze wetgeving valt.
Taken van de vertrouwenspersoon
In het wetsvoorstel worden de taken van de vertrouwenspersoon genoemd:
Hoewel het merendeel van de taken al gangbaar is voor veel vertrouwenspersonen, valt mij op dat in het wetsvoorstel expliciet wordt voorgesteld dat de vertrouwenspersoon een adviserende rol krijgt naar de werknemer toe. Veel vertrouwenspersonen begeleiden medewerkers, leggen uit wat hun mogelijkheden zijn wanneer er sprake is van ongewenste omgangvormen, maar geven juist geen advies. De werknemer zelf is degene die bepaalt wat er moet gebeuren.
Positie van de vertrouwenspersoon
In het wetsvoorstel worden werkgevers verplicht om vertrouwenspersonen in staat te stellen om onafhankelijk en zelfstandig de functie uit te voeren. Daarbij geldt dat zij voldoende in gelegenheid moeten worden gesteld om deskundig te worden en dat zij voldoende tijd krijgen om hun functie goed uit te kunnen voeren. Wanneer in voorkomend geval de werkgever het advies van de vertrouwenspersoon niet opvolgt, moet de werkgever dit gemotiveerd aangeven. En daarnaast krijgt de vertrouwenspersoon eenzelfde arbeidsrechtelijke bescherming als OR leden hebben. De vertrouwenspersoon heeft op grond van het wetsvoorstel een verplichting tot geheimhouding. Helaas is dit niet doorgetrokken tot verschoningsrecht. Dat moet de vertrouwenspersoon nog steeds zelf goed regelen in het benoemingsdocument.
Proces
Op 12 maart van dit jaar werd de internetconsultatie gestart. Nu ligt het wetsvoorstel voor bij de Tweede Kamer. Voordat het in de Kamer wordt behandeld zal het door de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid behandeld worden. De commissie zal dit wetsvoorstel in behandeling nemen na ontvangst van het advies van de Raad van State en de reactie van de initiatiefnemer.
Advies
Dit wetsvoorstel ziet op het verplichtstellen van de vertrouwenspersoon ongewenste omgangsvormen. Werkgevers waar doorgaans meer dan 50 werknemers werken hebben een verplichting tot het inrichten van een ‘Regeling vermoeden melden misstand’ op grond van de Wet Huis voor Klokkenluiders. Een goede praktische invulling van de verplichtingen uit de Wet Huis voor Klokkenluiders leidt tot het benoemen van een vertrouwenspersoon integriteit. Organisaties zouden er voor kunnen kiezen om zowel een vertrouwenspersoon ongewenste omgangsvormen als een vertrouwenspersoon integriteit aan te stellen. Ik adviseer om dat niet te doen. Het is veel beter om een vertrouwenspersoon beide rollen te laten vervullen omdat ongewenst gedrag kan overgaan naar integriteitszaken en andersom. Het zou heel verdrietig zijn om een medewerker met een vraagstuk door te moeten sturen naar een andere vertrouwenspersoon. Probeer dat te voorkomen en zorg daarom dat de vertrouwenspersoon beide thema’s kan behandelen.
Actueel
Klik hier voor het meest actuele nieuws betreffende dit onderwerp.