In juni 2016 heeft minister van der Steur een wetsvoorstel ‘Wet bestuur en toezicht rechtspersonen’ aan de Tweede Kamer aangeboden. Deze wet is een vervolg van de in 2013 ingevoerde Wet bestuur en toezicht. Het wetsvoorstel voor de nieuwe wet beoogt de regeling voor bestuur en toezicht bij de verschillende soorten rechtspersonen aan te vullen en te verduidelijken. Het voorstel is daarbij met name gericht op verbetering van het wettelijke kader voor de vereniging, de coöperatie, de onderlinge waarborgmaatschappij en de stichting. Het voorstel is een antwoord op de oproep die de Commissie Behoorlijk Bestuur (Commissie Halsema) in 2013 heeft gedaan in het rapport ‘Een lastig gesprek’.
Uit de memorie van toelichting blijkt dat een belangrijk element van het wetsvoorstel is dat er voor alle rechtspersonen (verenigingen, coöperaties, onderlinge waarborgmaatschappijen, nv’s, bv’s en stichtingen) een wettelijke grondslag komt voor de mogelijkheid tot instelling van een raad van commissarissen. Het is een mogelijkheid om een raad van commissarissen te benoemen, geen verplichting. Ook wordt het voor alle rechtspersonen mogelijk om te kiezen voor een monistisch bestuurssysteem. Verder wordt voor de vereniging, de coöperatie, de onderlinge waarborgmaatschappij en de stichting, helderheid verschaft omtrent:
Dit gebeurt door de regels die op deze punten al gelden voor de nv en de bv, te verplaatsen naar het algemene gedeelte van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek (Boek 2 BW). Door de bedoelde regels op te nemen in het algemene gedeelte, komen zij ook te gelden voor de vereniging, de coöperatie, de onderlinge waarborgmaatschappij en de stichting. Dit betekent dat waar nu instellingen een raad van toezicht hebben ingesteld op basis van de statuten, het zo kan zijn dat de raad van toezicht een raad van commissarissen zal moeten worden. In sectorale regelgeving kan overigens weer worden afgeweken van de regels in het BW.
Ten slotte wordt de regeling voor ontslag van een stichtingsbestuurder door de rechter, gemoderniseerd en verduidelijkt. De ontslagregeling komt daarbij ook te gelden voor commissarissen van een stichting. Het wetsvoorstel beoogt niet om wijziging te brengen in bestaande bestuurs- en toezichtstructuren bij de verschillende soorten rechtspersonen. Het voorstel bevat vooral een verduidelijking van het reeds geldende juridische kader.
Onderstaand worden twee onderwerpen nader belicht:
Tegenstrijdig belang
Voorgesteld wordt om de tegenstrijdig-belangregeling die nu al geldt voor bestuurders en commissarissen van de nv en de bv, te verplaatsen naar het algemene gedeelte van Boek 2 BW. Door de plaatsing in het algemene deel, komt de regeling voor bestuurders (artikel 2:9 lid 5) en de regeling voor commissarissen (artikel 2:11 lid 6) te gelden voor alle rechtspersonen. Daarmee komt voor alle rechtspersonen te gelden dat bestuurders met een tegenstrijdig belang niet mogen deelnemen aan de beraadslaging en besluitvorming over het betreffende onderwerp. Als alle bestuurders een tegenstrijdig belang hebben, kan het bestuur geen besluit nemen; in dat geval verschuift de beslissingsbevoegdheid naar de raad van commissarissen. Als er geen raad van commissarissen is, komt de bevoegdheid bij de algemene vergadering te liggen. Voor de commissarissen gelden overeenkomstige regels: commissarissen met een tegenstrijdig belang mogen niet deelnemen aan de beraadslaging en de besluitvorming. Wanneer alle commissarissen een tegenstrijdig belang hebben, komt de beslissingsbevoegdheid te liggen bij de algemene vergadering. In de statuten kan overigens anders worden bepaald. De statuten kunnen bijvoorbeeld inhouden dat het besluit alsnog genomen kan worden door het bestuur of door de raad van commissarissen. Met deze regeling wordt zeker gesteld dat de rechtspersoon ook in geval van tegenstrijdig belang van een of meer bestuurders of commissarissen, een besluit kan nemen. Bovendien wordt voorkomen dat de tegenstrijdig-belangregeling te belastend is.
Aansprakelijkstelling in geval van faillissement
Het wetsvoorstel beoogt een duidelijke algemene regeling te geven voor aansprakelijkstelling van bestuurders en commissarissen bij faillissement. Nu zijn deze regels nog verspreid over de verschillende titels van Boek 2 BW. Met het wetsvoorstel wordt in artikel 2:9c een uniforme regeling gegeven voor de aansprakelijkstelling van bestuurders door de faillissementscurator. Het voorgestelde artikel 2:11c verklaart deze regeling van overeenkomstige toepassing op commissarissen. Inhoudelijk zijn de voorgestelde bepalingen grotendeels gelijk aan de regeling voor aansprakelijkheid bij faillissement die nu reeds voor de meeste rechtspersonen geldt. Daarbij kan worden opgemerkt dat onder het huidige recht voor alle bestuurders reeds geldt dat zij hoofdelijk aansprakelijk zijn voor schade die veroorzaakt wordt door onbehoorlijk bestuur. Met dit voorstel komen ook de bepalingen over aansprakelijkheid bij faillissement te gelden voor bestuurders en commissarissen van informele verenigingen, en van verenigingen en stichtingen die niet onderworpen zijn aan de heffing van de vennootschapsbelasting. Dat laatste is van belang omdat het ook bij die rechtspersonen kan voorkomen dat bestuurders en commissarissen zich schuldig maken aan fraude of andere vormen van ernstig taakverzuim. Mede naar aanleiding van de reacties bij de consultatie, wordt de regeling wel aangevuld om meer bescherming te bieden aan onbezoldigde bestuurders en commissarissen van niet-commerciële verenigingen en stichtingen en onbezoldigde bestuurders en commissarissen van informele verenigingen.
Bron: Ministerie Veiligheid en Justitie, Eerste Kamer en Nationaal Register