Na jaren strijd worden klokkenluiders sinds 2016 in Nederland wettelijk beschermd en kunnen misstanden worden onderzocht door het Huis voor Klokkenluiders (hierna: Huis). Volgens SP-Kamerlid Ronald van Raak, initiatiefnemer van het Huis, was deze bescherming historisch. Hij stelde het zo: “Mensen die misstanden melden hoeven straks niet meer bang te zijn, mensen die misstanden veroorzaken komen daar straks niet meer mee weg.” Wat Ronald van Raak toen niet kon weten is dat, wanneer de melding is afgehandeld door het Huis, het leed nog niet is geleden.
Dinsdag 26 januari plaatste het Huis op zijn website het bericht dat het Huis een benadeling van een melder bij een vastgoedonderneming heeft geconstateerd. Het onderzoeksrapport is gepubliceerd op de site van het Huis. Op diezelfde dag plaatste het NRC een interview met de meldster. Het interview geeft weer hoe zij de melding heeft ervaren en welke consequenties dit voor haar heeft gehad. Het rapport geeft de feiten weer. Wat in het rapport onderbelicht blijft, is dat de kous hiermee nog niet af is voor de meldster.
Aanleiding
Het begon allemaal eind mei 2012 met een brief die meldster had overhandigd aan de advocaat van de vastgoedonderneming gericht aan de afdeling Compliance, waarin zij stelde dat sprake was van “fraude Onderzoek naar de bejegening van een melder binnen een vastgoedonderneming en malversaties binnen de vastgoedonderneming”. Voor een verdere weergave van de feiten en het verloop van de melding verwijs ik naar het rapport van het Huis. Van belang acht ik nog wel om hier te melden dat meldster in 2012 aangifte heeft gedaan bij de Fiscale Inlichtingen en Opsporingsdienst (hierna: FIOD). Vervolgens leidt een aanvullende melding bij de vastgoedonderneming tot een intern onderzoek waarna in 2013 aangifte door het vastgoedbedrijf wordt gedaan tegen een groot aantal (voormalig) medewerkers van de vastgoedonderneming. Ook tegen meldster is in 2013 aangifte gedaan omdat de vastgoedonderneming meldster verdenkt van betrokkenheid bij de vergrijpen.
In 2018 volgt de strafrechtelijke veroordeling door het Gerechtshof van meerdere (ex-) medewerkers van de vastgoedonderneming voor onder meer niet-ambtelijke omkoping en het valselijk opmaken van facturen. Na cassatie bij de Hoge Raad zijn die veroordelingen onherroepelijk geworden.
In 2017 vraagt meldster het Huis om een bejegeningsonderzoek naar de wijze waarop de vastgoedonderneming haar heeft behandeld als gevolg van haar meldingen. Het Huis start in 2019 een uitgebreid onderzoek. In januari 2021, een ruime drie jaar na de melding, is het Huis tot het volgende oordeel gekomen.
Oordeel Huis
Het Huis is van oordeel dat twee tekortkomingen in het interne onderzoek van de vastgoedonderneming hebben geleid tot benadeling van de medewerker. De eerste tekortkoming is de nauwe betrokkenheid van de hoge functionaris bij de behandeling van de melding. Hoewel het Huis niet heeft kunnen vaststellen dat de onafhankelijkheid van het interne onderzoek hiermee daadwerkelijk teniet is gedaan, is hiermee het vertrouwen dat de medewerker mocht hebben in een zorgvuldige behandeling van de melding beschaamd. Daarnaast wekte de vastgoedonderneming bij de medewerker in 2012 onterecht de indruk dat de melding (en het interne onderzoek) tot niets had geleid. Een melder moet kunnen uitgaan van de juistheid van de informatie die hij van een werkgever (of in dit geval opdrachtgever) krijgt over de afhandeling van een melding. De twee onzorgvuldigheden leidden tenminste tot een dusdanige procedurele onrechtvaardigheid, dat deze als benadeling is aan te merken. Andere vormen van benadeling door de vastgoedonderneming als gevolg van de melding heeft het Huis niet kunnen vaststellen.
Een vermoeden van een misstand vraagt om een zelfstandig proces waarin (de schijn) van vermenging met andere processen wordt voorkomen. Het Huis stelt vast dat niet alleen de vastgoedonderneming, maar ook de medewerker zich onvoldoende inspande om een duidelijke scheiding aan te brengen tussen enerzijds het vermoeden van een misstand, en anderzijds hun reeds bestaande zakelijke geschil.
Het Huis komt al met al tot de slotsom dat de interne melding van meldster en haar aangifte bij de FIOD uiteindelijk een belangrijke rol hebben gespeeld in het – intern en extern – aan het licht brengen van de misstand. De misstand kwam daarmee ten einde, en het strafrechtelijk onderzoek leidde tot veroordelingen van meerdere (ex-) medewerkers van de vastgoedonderneming. Meldsters melding en aangifte hebben het maatschappelijke belang gediend.
Eind goed, al goed?
Het Huis voor Klokkenluiders wil bijdragen aan een integere samenleving. Met advies aan werknemers die bij maatschappelijke misstanden als ‘klokkenluider’ aan de bel trekken. Met onderzoek naar misstanden. Of met onderzoek naar de behandeling van een klokkenluider, die geen last mag hebben van zijn of haar melding van een misstand.
Naar aanleiding van een melding en het daarop volgende onderzoek brengt het Huis een onderzoeksrapport uit. In het onderzoeksrapport beantwoordt het Huis de onderzoeksvragen. Het Huis reconstrueert daartoe de feiten, beoordeelt deze en trekt conclusies. Zo nodig doet het Huis in het onderzoeksrapport aanbevelingen om de eventuele misstand te beëindigen of herhaling te voorkomen. De betrokken werkgever is verplicht het Huis te informeren hoe hij de aanbeveling opvolgt.
Het oordeel van het Huis in deze zaak is niet mals, ook niet voor meldster. Maar meldster vindt wel dat zij de strijd uiteindelijk heeft gewonnen zo blijkt uit het interview in het NRC. Meldster hoopt dat haar status als officieel erkend klokkenluider vanaf nu in haar voordeel werkt, hoewel de kous nog niet af is. Zo loopt er een procedure bij de Ondernemingskamer omdat men zo traag reageerde op haar melding van fraude in 2012. Daarnaast is meldster van plan schadevergoeding te eisen omdat zij als klokkenluider is benadeeld door de vastgoedonderneming. Bij wie ze moet aankloppen, is ingewikkeld. De bank waar de vastgoedonderneming onder viel, bestaat niet meer omdat die na de nationalisatie in stukken is geknipt en grotendeels doorverkocht aan verschillende bedrijven in verschillende landen.
Conclusie
Het rapport noch het persbericht van het Huis gaat in op de (enorme) impact die deze melding met zich heeft gebracht. Evenmin wordt er met een woord gesproken over de ellenlange procedure die meldster heeft doorlopen, zowel intern als bij het Huis zelf. Tot slot wordt niet stil gestaan bij de nasleep van de melding. Hoewel het (nog) niet de (wettelijke) taak is van het Huis om bij deze aspecten stil te staan, zou het ze sieren om in hun conclusies en aanbevelingen -los van de aanbevelingen die herhaling moeten voorkomen – hier aandacht aan te besteden. Zo zou ik graag zien dat het Huis komt met aanbevelingen en adviezen over het natraject en over nazorg. De werkgever zou dan vervolgens aan het Huis moeten terugkoppelen wat er met de aanbevelingen is gedaan. Want het enige dat de meldster in dit verhaal na erkenning wacht, is een nieuwe strijd om genoegdoening. Daar kan zij na al die jaren en al dat werk, toch wel een beetje bij geholpen worden?