Vonoya Woudstra
Eind april hebben het Ministerie van Financiën en het Ministerie van Justitie en Veiligheid de nieuwe Algemene leidraad Wwft gepubliceerd om de onder toezicht staande Wwft-instellingen te helpen bij de toepassing van de wettelijke verplichtingen.
De focus ligt net als de in de vorige leidraad op de risicoanalyse. De nieuwe leidraad benadrukt daarnaast dat de Wwft niet met zich meebrengt dat cliënten met inherent hoge risico’s categoraal geweigerd mogen worden. Dit lijkt een reactie op het (categoraal) uitsluiten van risicosectoren zoals trustkantoren en autohandelaren door verschillende Nederlandse banken.
De leidraad heeft een duidelijke boodschap. Instellingen hebben de verantwoordelijkheid om een inschatting te maken van de relevante risico’s. Hoe hoger de risico’s, des te meer inspanning van de Wwft-instelling wordt verwacht om die risico’s te mitigeren. In alle gevallen dient deze risicoselectie op non-discriminatoire gronden1 te worden gemaakt. Hierbij is het van belang dat de instelling haar afwegingen op een systematische en consequente wijze maakt en vastlegt.
Hoewel de nieuwe leidraad grotendeels overeenkomt met de vorige leidraad uit 2020, is er een aantal nieuwe alinea’s en paragrafen toegevoegd waarin guidance wordt gegeven over de onderwerpen gemelde ongebruikelijke transacties, virtuele valuta en UBO’s.
Ongebruikelijke transacties
Artikel 23a van de Wwft verplicht instellingen om informatie over een gemelde ongebruikelijke transactie te delen binnen de groep waarvan zij onderdeel uitmaken. De Algemene Leidraad Wwft benadrukt dat Wwft instellingen de FIU echter vooraf op de hoogte dienen te stellen van hun voornemen om deze informatie binnen de groep te delen. De FIU kan de informatiedeling namelijk alsnog verbieden.
Virtuele valuta
Sinds de implementatie van de gewijzigde Vierde Anti-witwasrichtlijn vallen ook de aanbieders van diensten met virtuele valuta onder de Wwft. Dit betreft de aanbieder van een bewaarportemonnee (oftewel een ‘wallet’ om bijvoorbeeld cryptocurrencies in op te slaan) en de aanbieder van een wisselfunctie (bijvoorbeeld om cryptocurrencies in euro’s om te wisselen). Wie deze diensten beroeps- of bedrijfsmatig in of vanuit Nederland wil aanbieden, moet niet alleen de (mede)beleidsbepalers, maar ook de UBO’s onderwerpen aan een reputatietoets van DNB. Zij worden getoetst op geschiktheid en betrouwbaarheid.
Voor de betrouwbaarheid van UBO’s wordt aangesloten bij de betrouwbaarheidseisen voor (mede)beleidsbepalers. De toezichthouder kijkt hiervoor naar de voornemens, handelingen en antecedenten van deze personen. De betrouwbaarheid van de UBO moet bovendien op doorlopende basis buiten twijfel staan.
De toetsing van de geschiktheid van een UBO van aanbieders van diensten met virtuele valuta is wel anders dan de geschiktheidstoetsing van de (mede)beleidsbepalers. De toetsing is vergelijkbaar met de bekwaamheidstoetsing van houders van gekwalificeerde deelnemingen in een bank. DNB kijkt naar de UBO zijn/haar CV en ook naar berichtgeving over deze persoon in de media.
Naast het waarborgen van de goede reputatie van de UBO’s en (mede)beleidsbepalers dient de aanbieder van virtuele valuta diensten ook een integere en beheerste bedrijfsuitoefening te waarborgen. De Algemene Leidraad Wwft geeft aan dat dit onder andere inhoudt dat belangenverstrengeling dient te worden voorkomen. In dat kader dient de instelling te beschikken over procedures en maatregelen waaruit volgt hoe wordt omgegaan met:
UBO’s
In de nieuwe Algemene Leidraad Wwft is meer uitleg gegeven bij de uitzondering dat Wwft instellingen de UBO van beursgenoteerde vennootschappen niet hoeven te identificeren.2 Deze uitzondering geldt voor alle juridische entiteiten die in een 100%-relatie staan tot een beursgenoteerde vennootschap. Hieraan is de toelichting toegevoegd dat deze uitzondering ook geldt voor entiteiten die via een andere dochter entiteit cumulatief 100% gehouden worden.
In de nieuwe Algemene Leidraad Wwft wordt met betrekking tot UBO’s ook guidance gegeven over de situatie waarin de individuele begunstigden van een trust (nog) niet kunnen worden geïdentificeerd. Hiervan is bijvoorbeeld sprake als er een dusdanig omvangrijke groep van begunstigden is, dat het identificeren van de individuele begunstigden onmogelijk is. De leidraad geeft aan dat in een dergelijk geval “de groep” van personen in wier belang de trust is opgericht, als UBO worden aangemerkt.
Ook kan sprake zijn van een groep begunstigden waarbij de individuele de begunstigden pas in de toekomst worden bepaald (bij uitkering van de gelden). In dit geval is het van belang dat “de groep” van natuurlijke personen zo nauwkeurig en aan de hand van specifieke kenmerken wordt omschreven, dat het mogelijk is om een individuele begunstigde alsnog te achterhalen wanneer deze zijn definitieve rechten uitoefent.
Verder wordt in de nieuwe Algemene Leidraad Wwft ook meer aandacht geschonken aan de kwalificatie van de “pseudo-UBO” van de client. Er wordt meer uitleg gegeven bij de situatie waarin het hoger leidinggevend personeel/het bestuur niet uit natuurlijke personen bestaat, maar een juridische entiteit is. In dat geval wordt geadviseerd om te kijken naar het hoger leidinggevend personeel van die juridische entiteit. Mocht ook het hoger leidinggevend personeel van deze entiteit geen natuurlijke personen kennen, dan wordt geadviseerd om hetzelfde te doen tot men uitkomt bij hoger leidinggevend personeel bestaande uit natuurlijke personen die als pseudo-UBO’s kunnen worden gekwalificeerd.
Een geheel nieuwe paragraaf in de nieuwe Algemene Leidraad Wwft gaat over UBO-registers. Hierin wordt aangegeven dat het eigendomsbelang, de aandelen of de stemrechten van de UBO in een juridische entiteit geregistreerd dient te worden wanneer dit “groter dan 25 procent” is. Over de registratie van een UBO die anders dan op grond van economisch belang als UBO kwalificeert, bijvoorbeeld vanwege feitelijk zeggenschap, wordt nog geen guidance gegeven. Alleen het overzicht van documenten op basis waarvan het belang van de UBO onderbouwd kan worden, is overgenomen: Handelsregisterbesluit 2008.De leidraad geeft wel guidance over het gebruik van een organogram voor de registratie van een UBO in een gelaagde structuur. Er wordt gesteld dat een organogram in de regel als aanvullend document wordt gebruikt. Echter is het mogelijk dat een UBO enkel aan de hand van een organogram wordt geregistreerd. In dit geval dient uit het organogram te blijken welke vorm van eigendom of zeggenschap de persoon heeft. Wanneer dit aandelen of stemrechten betreft, dient ook de omvang daarvan in het organogram te staan.
En voor de Wwft-instelling die vergeten was te melden dat de UBO informatie waarover zij beschikt niet overeenkomt met de informatie in het UBO-register, wordt nog eens aangestipt dat het niet nakomen van de terugmeldplicht, een economisch delict is.
Mocht je eens willen sparren over het toepassen van de Wwft verplichtingen in jouw organisatie, neem dan vrijblijvend contact met ons op.