Gevolgen van het gewijzigd wetsvoorstel Wet bescherming klokkenluiders

Afbeelding Gevolgen van het gewijzigd wetsvoorstel Wet bescherming klokkenluiders

Sinds 1 juni 2021 ligt het wetsvoorstel voor de Wet bescherming klokkenluiders (Wbk) bij de Tweede Kamer. Op 14 december heeft de minister na binnengekomen vragen en kritieken van de Kamer een nota van wijziging ingediend op het wetsvoorstel. Hierdoor wijzigt het wetsvoorstel. De voorgestelde wijzigingen hebben gevolgen voor werkgevers die aan de Wbk moeten voldoen. In dit artikel licht ik de nieuwe wijzigingen toe.

Ten opzichte van het oorspronkelijke wetsvoorstel van 1 juni vorig jaar wijzigen de volgende punten:

  • De definities van de volgende begrippen wijzigen: ‘betrokken derde’, ‘informatie over een inbreuk’, ‘meldkanaal’, ‘misstand’, ‘werkgerelateerde context’ en ‘werknemer’.
  • Een definitie van ‘melding’ is geïntroduceerd. Dit heeft geen gevolgen voor de werkgever, maar komt de leesbaarheid van de wet ten goede.
  • Verschillende manieren van melden opnemen in de meldregeling.
  • Werknemers hebben instemmingsrecht, ook wanneer er geen OR is.
  • Handhaving van de wet via werknemers.
  • Zowel misstanden als inbreuken kunnen worden gemeld bij bevoegde autoriteiten.
  • Aanpassing in de groep personen die advies mogen inwinnen bij het Huis.
  • Nietigheid van zwijgbedingen.
  • Overgangstermijn verduidelijkt.

Onderstaand heb ik de wijzigingen die gevolgen hebben voor werkgevers en werknemers nader toegelicht.

Gewijzigde definitie van ‘betrokken derde’

De definitie van ‘betrokken derde’ is aangepast. Door de nieuwe definitie is het duidelijker geworden dat ook personen in de privésfeer, zoals familie, onder betrokken derde kunnen vallen. Werkgevers moeten de nieuwe definitie opnemen in hun interne meldregeling.

Gewijzigde definitie van ‘informatie over een inbreuk’

De definitie van ‘informatie over een inbreuk’ is qua terminologie aangepast aan de terminologie van de definitie van vermoeden van een misstand. De inhoudelijke betekenis ervan is ongewijzigd. In de definitie wordt nu, evenals in de definitie van vermoeden van een misstand, gesproken over ‘een vermoeden van’, de dreiging van een inbreuk wordt uitgedrukt als gevaar voor een inbreuk en tot slot is ‘redelijke vermoedens’ vervangen door ‘op redelijke gronden’. Werkgevers moeten de nieuwe definitie opnemen in hun interne meldregeling.

Gewijzigde definitie van ‘misstand’

Voortaan valt ook een ‘dreigende schending’ van een wettelijk voorschrift waarbij het maatschappelijk belang in het geding is onder de definitie van misstand. Hierdoor worden ook meldingen over toekomstige schendingen van een wettelijk voorschrift waarbij het maatschappelijk belang in het geding is beschermd, net zoals dat geldt voor meldingen over toekomstige inbreuken op het Unierecht. Door deze wijziging worden de verschillen die er zijn tussen de begrippen ‘misstand’ en ‘informatie over een inbreuk’ verkleind. Dit is mijn inziens een belangrijke verbetering in de wet. Potentiële melders hoeven bij dreigende schendingen zich niet meer af te vragen of het schending is van nationaal of Europees recht. Werkgevers moeten de nieuwe definitie opnemen in hun interne meldregeling.

Gewijzigde definitie van ‘werkgerelateerde context’

In de definitiebepaling van ‘werkgerelateerde context’ wordt het woord ‘toekomstige’ toegevoegd, waardoor de eisen aan de meldkanalen en de beschermingsmaatregelen ook gelden bij meldingen van sollicitanten. In het oorspronkelijke wetsvoorstel worden sollicitanten wel genoemd in de memorie, maar niet in de wettekst. Dat is nu veranderd door de toevoeging van ‘toekomstige werkgerelateerde context’.

Voor potentiële leveranciers ligt het anders. Zij worden ook genoemd als groep potentiële melders in de memorie van de oorspronkelijke wet, maar niet in de oorspronkelijke wettekst. Zodra een werkgever er nu voor kiest om leveranciers ook onder de regeling te laten vallen, hetgeen een keuze is op grond van artikel 2, lid 5 van de Wbk, dan lijkt mij dat ook potentiële leveranciers onder deze regeling komen te vallen als gevolg van de gewijzigde definitie van ‘werkgerelateerde context’. Het is hoe dan ook goed om hier alert op te zijn en een keuze in te maken bij het opzetten van de meldregeling.

Gewijzigde definitie van ‘werknemer’

Door de wijziging van de definitie van werknemer is het nu een voorwaarde dat iemand een vergoeding ontvangt voor de werkzaamheden. Dit betekent dat stagiairs en vrijwilligers die geen vergoeding ontvangen van de werkgever geen gebruik meer mogen maken van de meldregeling. Ik vind dit een verkeerde ontwikkeling. Juist deze groep mensen kan kwetsbaar zijn, gezien hun rechtspositie. Ik adviseer daarom werkgevers de meldregeling ook open te stellen voor onbezoldigde stagiairs en vrijwilligers, hoewel dat op grond van de Wbk niet verplicht is.

Verschillende manieren van melden opnemen in de meldregeling

In het oorspronkelijke wetsvoorstel was al opgenomen dat melders hun melding op verschillende manieren mochten doen: schriftelijk; mondeling via de telefoon of andere spraakberichtsystemen, of op verzoek binnen een redelijke termijn door middel van een gesprek op een locatie. Nu worden werkgevers verplicht om deze verschillende mogelijkheden op te nemen in de meldregeling.

Werknemers hebben instemmingsrecht, ook wanneer er geen OR is

Werkgevers die geen verplichting hebben tot het instellen van een OR, hebben de instemming van de meerderheid van de werknemers nodig bij de vaststelling van de interne meldprocedure. Dit zou het geval kunnen zijn bij werkgevers met minder dan vijftig werknemers met een arbeidsovereenkomst en waar permanent meerdere stagiairs werken. Of bij financiële ondernemingen die hoe dan ook, ongeacht het aantal werknemers, onder deze wet vallen. Deze instemming is niet vereist ingeval de interne meldprocedure is geregeld in een CAO.

Handhaving van de wet via werknemers

Iedere belanghebbende werknemer (of de OR namens de werknemers) kan de kantonrechter verzoeken een termijn te bepalen waarbinnen de werkgever een interne meldprocedure moet vaststellen die voldoet aan de wettelijke eisen. Het mag daarbij ook gaan om het niet goed uitvoeren van de eigen meldregeling. Deze nieuwe toevoeging aan de wet dient als een soort handhavingsinstrument. Ik vind het persoonlijk jammer dat deze verantwoordelijkheid bij de werknemers wordt gelegd en niet bij een externe autoriteit zoals het Huis voor Klokkenluiders of Arbeidsinspectie.

Zowel misstanden als inbreuken kunnen worden gemeld bij bevoegde autoriteiten

Door het gewijzigde wetsvoorstel moeten de bevoegde autoriteiten hun meldkanaal niet alleen inrichten voor vermoedens van EU-inbreuken, maar ook voor vermoedens van misstanden. Voor werknemers is het hierdoor niet langer meer noodzakelijk om een duidelijk onderscheid te maken tussen EU-inbreuken en misstanden. Dit is mijn inziens een goede verbetering van het wetsvoorstel. Werkgevers moeten hier hun meldregeling op aanpassen.

Aanpassing in de groep personen die advies mogen inwinnen bij het Huis

Uit het oorspronkelijke wetsvoorstel bleek dat potentiële melders geen advies meer zouden kunnen vragen bij het Huis voor klokkenluiders. Dit was niet de bedoeling. Door de nota van wijziging kan zowel een melder als een persoon die voornemens is om te melden, degene die deze persoon bijstaat en betrokken derden, zoals familieleden en collega’s, bij het Huis terecht voor advies. Werkgevers moeten hun meldregeling hierop aanpassen.

Nietigheid van zwijgbedingen

In het gewijzigd wetsvoorstel wordt de nietigheid van een zwijgbeding geregeld. Onder het zwijgbeding wordt hier elk beding verstaan dat het recht beperkt of ontneemt om een vermoeden van een misstand of informatie over een inbreuk op het Unierecht te melden of openbaar te maken. Door de nietigheid van een zwijgbeding expliciet in de wet te regelen, staat het rechtsgevolg van nietigheid op voorhand vast en hoeft door een melder het oordeel van de burgerlijke rechter niet meer te worden ingeroepen. De nietigheid is niet van toepassing op zwijgbedingen die voortvloeien uit een wettelijk voorschrift of op zwijgbedingen die al bestonden voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze wet. Werkgevers hoeven hun meldregeling hier niet op aan te passen, maar moeten hier op bedacht zijn bij het opstellen van eventuele vaststellingsovereenkomsten met hun medewerkers.

Overgangstermijn verduidelijkt

In het wetsvoorstel is een overgangstermijn van twee jaar opgenomen voor het inrichten van een meld- en onderzoekspunt. In het gewijzigde wetsvoorstel is verduidelijkt dat werkgevers die nu al moeten voldoen aan de Wet Huis voor klokkenluiders ook nu al gehouden zijn om een meldregeling in te richten. Dit betekent mijn inziens dat in de praktijk er geen sprake is van een overgangstermijn als het gaat om misstanden, en wel als het gaat om EU-inbreuken. Wat mij betreft is dat ook geen wenselijke situatie. Ik adviseer werkgevers daarom om de bestaande regeling in 2022 al te actualiseren, ook al biedt de wet een overgangstermijn.

Actuele stand van zaken

Op onze pagina ‘Update Wet bescherming klokkenluiders’ kun je altijd de laatste stand van zaken vinden van dit wetsvoorstel.

Heb je nog vragen?

Op 3 februari organiseren we een online themamiddag over de gevolgen van deze wet. Loop je voor die tijd bij het opstellen van de nieuwe regeling ergens tegen aan? Aarzel niet om contact op te nemen. We zijn je graag van dienst.