Europese verordening voor het gebruik van benchmarks

Afbeelding Europese verordening voor het gebruik van benchmarks

Vanaf 1 januari 2018 is de Europese Verordening betreffende het gebruik van indices als benchmarks voor beleggingen van toepassing (hierna: ‘de Benchmark-verordening’). Hoewel de Benchmark-verordening op 30 juni 2016 in werking is getreden zal de inhoud wellicht niet bij iedereen bekend zijn. Daarom vindt u hier een korte uiteenzetting.

Benchmarks zijn belangrijk in de financiële sector, omdat zij worden gebruikt voor de waardebepaling van tal van financiële instrumenten en/of producten. Hoe belangrijk benchmarks zijn, bleek tijdens de Libor-affaire. De impact omvatte de waardebepaling van hypotheken, obligaties, renteswaps en andere leningen. Benchmarks zijn echter ook belangrijk bij beleggingsfondsen, vermogensbeheer en pensioenfondsen. Om affaires met benchmarks een halt toe te roepen, is de Benchmark-verordening ontstaan.

De Benchmark-verordening omvat regels voor:

  • het ontwikkelen van benchmarks;
  • het registreren van benchmarks;
  • het beheer van benchmarks; en
  • het toezicht op benchmarks.

Beleggingsfondsen, vermogensbeheer en pensioenfondsen gebruiken benchmarks als maatstaf bij actieve of passieve beleggingen. Bij actieve beleggingen wordt door de vermogensbeheerder getracht om de benchmark te verslaan door een hoger rendement te behalen. Bij passieve beleggingen wordt de benchmark gevolgd en zal het rendement gelijk zijn aan de waardefluctuatie van de benchmark.

In de overeenkomst tussen het pensioenfonds en de vermogensbeheerder worden vaak afspraken gemaakt over de benchmark en de verdeling van de beleggingen. Hierbij gebruikt de vermogensbeheerder veelal een modelportefeuille met verschillende financiële instrumenten. Aangezien er verschillende benchmarks zijn voor aandelen en obligaties, omvat een modelportefeuille vaak verschillende benchmarks. Bijvoorbeeld de AEX voor aandelen en de creditrating (AAA/AA+/etc.) voor obligaties. Het gebruik van verschillende benchmarks (of indices) binnen een modelportefeuille kan ervoor zorgen dat een nieuwe benchmark ontstaat zoals bedoeld onder de verordening. Om vast te stellen of het een nieuwe benchmark betreft, zijn de belangrijkste criteria:

  • de beschikbaarheid van de benchmark voor het publiek; en
  • het aantal gebruikers van de benchmark.

Met name het aantal gebruikers van de benchmark bepaalt of de benchmark onder de Benchmark-verordening valt. Hiermee lijkt de impact voor de pensioenfondsen beperkt. Echter, ook de gebruiker van de benchmark heeft een verantwoordelijkheid hierin. De gebruiker van de benchmark is verantwoordelijk voor het gebruik van goede (geregistreerde) benchmarks. Voor pensioenfondsen zal dit inhouden dat zij periodiek de overeengekomen benchmark(s) tegen het licht zullen moeten houden om te kijken of deze nog aansluit(en) bij de criteria uit de Benchmark-verordening.

De impact van de Benchmark-verordening lijkt beperkt voor pensioenfondsen. Wel zullen zij, samen met hun vermogensbeheerder, moeten monitoren dat de gevolgde benchmark voldoet aan de geldende standaard.

Bron: Europese Unie